De Zwarte Hand
Peter van Leersum (1946) hoorde als jongen bij ‘de Zwarte Hand’, een groepje avontuurlijke vrienden uit Zuidwest. Op de foto vlnr: Ferry Haverman, Peter van Leersum, Eric van Leersum, Fred Kroonsberg, Warwick Burke en Marius de Haas.
Het avontuur van de Zwarte Hand
Tussen de woonhuizen aan de van ’t Hoffstraat en de spoordijk lag ter hoogte van de Gibraltarstaat een stuk moeras waarin, op een van de hoger gelegen plekken, het clubhuis te vinden was van de Club van Zes, in het geheim de Zwarte Hand genoemd - naar de geheime club van Pietje Bell. Alleen de leden kenden de weg naar de hut, die opgetrokken was uit bij elkaar gesprokkelde vloerdelen en de overblijfselen van een oude legertent. Niemand anders durfde zich in het moerasland te begeven dat slechts begaanbaar was via omgewaaide bomen, of gammele bruggetjes door de Zes aangelegd. En dat wilden de clubleden graag houden zo. In de weekeinden en tijdens de schoolvakanties brachten zij er hun dagen, en vaak ook delen van de avond door. Totdat de vaders van de Zes aan de rand van het moeras verschenen om hun zoons aan tafel te roepen of naar bed te manen.
Het meest hadden de Zes het naar hun zin als de schemering intrad of als regen en wind hun onderkomen teisterden. Bij het licht van de stormlantaarn werd er dan urenlang Monopoly gespeeld en werden snode plannen beraamd. Daarbij at men het brood dat boven een kampvuur gebakken of liever, geblakerd was, en werd er de limonade gazeuse gedronken die uit de ouderlijke huizen was ontvreemd. Tot een van de moeders in de gaten kreeg dat het niet de kruidenier was die de limonade had aangelengd met water, maar haar eigen moerasbewoner.
Opzienbarend plan
In het najaar van 1958 kwam Ferry, het oudste clublid, tevens hoofdman vanzelfsprekend, met een opzienbarend plan. Wat dacht de Zwarte Hand ervan om een kampeervakantie op het Waddeneiland Vlieland te gaan houden? Ferry was die zomer, met zijn klas, voor het eerst van zijn jonge leven naar het eiland geweest en het had een onvergetelijke indruk op hem gemaakt. Hij vertelde over de lange fietstocht en de avontuurlijke oversteek met de boot vanuit Harlingen. Hoe hij en zijn klasgenoten op volle zee over hadden moeten stappen op een andere boot omdat er geen rechtstreekse verbinding bestond tussen Harlingen en Vlieland. Ferry vertelde hoe zijn klas bij het naderen van het zonovergoten eiland uit volle borst de toenmalige hit van Harry Belafonte O island in the sun aanhief. En over het eilander meisje, een leeftijdgenoot, waar ze op die boot mee in gesprek waren geraakt. Dat meisje zat in Harlingen op school, waar zij door de week woonde bij een pleeggezin. In de weekeinden en gedurende de vakanties was ze bij haar ouders die boven op het duin, naast de vuurtoren woonden. Zij zong het lied uit volle borst mee met een helderheid en volume waarmee ze de hele klas overstemde. Ferry’s verhalen over het mysterieuze, zonnige eiland misten hun werking niet, de Zwarte Hand zou naar Vlieland gaan die zomer!
Overredingskracht
Eén obstakel echter moest er eerst uit de weg worden geruimd: de ouders van de clubleden moesten hun zonen toestemming verlenen voor deze expeditie. De jonge mannen varieerden in leeftijd tussen 11 en 17 jaar en er zou een fietstocht van zo’n 125 barre kilometers gemaakt moeten worden alvorens de overtocht per boot zijn aanvang kon nemen. Vanuit Haarlem, met een overnachting in tenten op de Afsluitdijk ter hoogte van Den Oever, naar Harlingen. Voorwaar geen kattenpis! Het kostte de hoofdman dan ook vele avonden en een hoop overredingskracht om de vaders en, vooral, de moeders, ervan te overtuigen dat het onder zijn leiding allemaal wel goed ging komen. Onze Mozes kreeg het, na keihard onderhandelen, voor elkaar, zijn volk mocht gaan!
Globbetrotters met een klein budget
In de periode voorafgaand aan het grote avontuur werden de nodige voorbereidingen getroffen. Met het geld dat de leden door hard werken in hun vrije tijd bij elkaar sprokkelden met bollenpellen, kranten bezorgen of als slagersknecht, werden potten en pannen, slaapzakken en twee oude legertenten aangeschaft. Loe Lap in de Amsterdamse Reguliersbreestraat was in die dagen hét adres voor globetrotters met een klein budget. In het voorjaar van 1959 toog de Zwarte Hand naar een grasveldje aan de Oosterduinweg, op de grens van Haarlem en Aerdenhout, om een proefbivak in te richten. Voor het invallen van de nacht kwamen enkele vaders polshoogte nemen. Alles wees erop dat ’expeditie Vlieland’ met het volste vertrouwen tegemoet kon worden gezien.
Geen krimp
Het jaar 1959 was een bijzonder jaar. Het jaar waarin Fidel Castro de macht op Cuba veroverde, Barbie werd geboren, de eerste DAF personenauto van de lopende band rolde, de Loenik 2 als eerste ruimtevaartuig de maan bereikte en aldaar te pletter sloeg, het eerste deel van Asterix de Galliër verscheen, de Zangeres zonder Naam doorbrak met Ach vader lief, toe drink niet meer en Liesbeth List Vlieland verliet om carrière te gaan maken in Amsterdam.
Op een maandagochtend, ergens in de maand augustus van dat opmerkelijke jaar, vetrokken Ferry, Fred, Warwick, Marius, Peter en Eric bij het krieken van de dag voor hun reis naar het onbekende. De fietsen zwaar bepakt met fietstassen achter en slaapzakken en potten en pannen voor, leken wel lood te wegen. Nu bleek dat er tijdens de voorbereidingen één oefening over het hoofd was gezien: fietsen in colonne. Er was behoorlijk wat stuurmanskunst voor nodig om twee aan twee te rijden, zonder iedere keer met de fietstassen tegen elkaar te botsen. De eerste kilometers slingerde het peloton dan ook als een stelletje carnavalsvierders over de Noord-Hollandse fietspaden. Toen in de Wieringermeer, op schier eindeloze, kaarsrechte wegen, een gemene oostenwind de kop opstak verlangden de zes bij tijd en wijle naar de veilige hut op het landje achter hun ouderlijke woningen. Maar ze gaven geen krimp. Nog maar enkele kilometers en de eerste overnachting, ver van het ouderlijk gezag, zou hun beloning zijn.
Kamperen bij de cafetaria
Even voorbij de Stevin Sluizen, aan het begin van de Afsluitdijk, werd het eerste bivak ingericht. Aangezien het maar om één overnachting ging, maakte het vermoeide zestal niet al te veel werk van het opzetten van de tenten. Bovendien was de wind, uitgerekend op het moment dat de vrienden bijna uitgeput hun bestemming hadden bereikt, gaan liggen.
Van tevoren was afgesproken dat er gedurende de reis niet gekookt zou worden. In Den Oever ontdekten de reizigers tot hun grote voldoening cafetaria Het Zwin, waar de zes zich eens flink te goed deden aan patat met kroketten en Coca-Cola. De snackbarman raakte danig onder de indruk toen hij vernam wat het reisdoel van de jonge Haarlemse heren was en nam spontaan de zojuist genuttigde maaltijd voor zijn rekening. Dat kwam mooi uit, want over budget voor culinaire uitspattingen beschikte de expeditie nauwelijks. Van het nu vrijgekomen kapitaal verdwenen vervolgens enkele munten in de jukebox en werd er luidkeels meegezongen met Cliff Richards Living Doll en natuurlijk niet te vergeten De Zuiderzeeballade van Sylvain Pons en Oetze Verschoor Het afscheid van de snackbarman en zijn charmante echtgenote was dan ook bijzonder hartelijk en de belofte werd gedaan op de terugreis verslag uit te komen brengen.
De volgende morgen besloot de Zwarte Hand voor het ontbijt eens uitgebreid te gaan badderen. De leider van de expeditie stelde voor eerst een bad in Noordzee te nemen, om vervolgens de snelweg over te steken en het IJsselmeer in te duiken. Dat was een puik idee want er was een behoorlijk verschil in temperatuur tussen beide wateren in het voordeel van de voormalige Zuiderzee.
Op volle zee
Grote genade, wat was die Afsluitdijk lang! Het kamp was nog maar nauwelijks opgebroken of de wind, die de avond tevoren was gaan liggen, wakkerde weer stevig aan. Via Zürich bereikte de groep het oude Harlingen, waar zij zich inscheepten voor de overtocht naar het beloofde eiland.
Over een smalle loopplank moesten de, van bagage ontdane, fietsen aan boord van de reeds onder stoom liggende veerboot worden gemanoeuvreerd. Een peulenschil vergeleken met wat de zes nog te wachten zou staan. Op de voorplecht stapelden zij hun spullen op om daar vervolgens uit veiligheidsoverwegingen bovenop te gaan zitten. Dat ze voor diefstal niet hoefden te vrezen werd onze vrienden pas later duidelijk. Net zoals op het eiland kwam op de boot geen diefstal voor. Waar zou een dief met je spullen naartoe moeten?
Daar hingen ze met z’n zessen gebogen over de voorplecht naar het onder hen door schietende Waddenwater te kijken. Het was prachtig helder zomerweer en de lucht was strakblauw. Al snel verschenen de silhouetten van Vlieland en Terschelling aan de horizon. Dat lange uitgerekte eiland aan bakboord, met in het midden een hoog duin waar bovenop een vuurtoren zichtbaar werd, dat moest Vlieland zijn. De veerboot leek overigens geen aanstalten te maken op het eiland af te stevenen, maar koerste precies tussen beide eilanden door, richting Noordzee. Die er aanmerkelijk woeliger uitzag dan het spiegelgladde Wad. Uit de richting van Vlieland kwam nu een ander, veel kleiner, schip hen tegemoet. Dat was dus de boot waar ze op over zouden moeten stappen. Nadat de boten aan elkaar vast waren gemaakt werd onze vrienden verzocht met fiets en al via een smal plankier aan boord van de m.s. Vlieland te gaan. Vervolgens moesten ze die hachelijke tocht nog een keer maken met hun bagage. Het leek een avontuurlijke vakantie te gaan worden!
Wat een camping!
Vette zwarte wolken uitbrakend meerde de veerboot aan bij de houten veerdam aan de rand van het dorp. Nadat de zes de fietsen hadden opgetuigd, begonnen de vrienden aan het laatste deel van hun reis. De tocht naar camping de Stortemelk. Vlieland bleek een klein eiland te zijn, een heel klein eiland. Na de barre, kilometerslange tocht door de Wieringermeer en over de Afsluitdijk, bereikten de jongeheren nu hun eindbestemming binnen tien minuten. Een kort maar bijzonder gevarieerd tochtje. Eerst langs het wad om vervolgens door het bos over een weg met nog een pittig klimmetje de camping te bereiken. En wat voor een camping! Een prachtig glooiend terrein strekte zich uit tussen het bos en de hoge duinen waarachter de Noordzee lag. Het was 1959 dus kregen de jonge helden een plaats toegewezen op het jongenskamp, dat door het familiekamp werd gescheiden van het meisjeskamp. Voordat de tenten werden opgezet maakten de jongens de ondergrond aangenaam zacht en egaal met stro dat ze van kampbeheerder hadden meegekregen. Ferry, de meest ervaren kampeerder van de Zwarte Hand, had twee mooie plekken uitgezocht. Niet boven op een duin, want daar zou de wind weleens vat op de tent kunnen krijgen en niet in een dal natuurlijk, want daar zou bij hevige regenval een meer kunnen ontstaan. Maar de zomer van 1959 bleek een van de mooiste zomers van de 20ste eeuw te worden. Storm en regen zou de jonge kampeerders – vooralsnog – bespaard blijven.
Het was gezellig druk op de camping. Het familiekamp met vaders en moeders met hun grut en ook op het jongens en het meisjeskamp was het een drukte van belang. De meeste kampeerders waren een stuk ouder dan de leden van de Zwarte Hand en het was maar goed dat de kampleiding de boel in de gaten hield. Zo kon het gebeuren dat midden in de nacht je tent plotseling met ferme hand werd opengeritst en het licht van een schijnwerper midden in je gezicht scheen. De Zwarte Hand ging gelukkig steeds vrijuit bij zulke razzia’s, maar angstige gilletjes in de donkere nacht wezen erop dat sommige van de medekampeerders het niet zo nauw namen met de regels van het kamp.
Op tijd naar bed
Overdag vermaakten de clubleden zich met fietstochten over het zonovergoten eiland en natuurlijk zwemmen in de Noordzee. Maar hun favoriete uitstapje was toch wel naar de Vliehors. Als daar schietoefeningen werden gehouden met Gloster Meteors. De mannen lagen op hun buik in het zand boven op de duintoppen die een geweldig uitzicht boden op de straaljagers die tijdens een spectaculaire duikvlucht schoten op de doelen die op de zandvlakte stonden opgesteld. Eerst zagen ze wolken zand opspatten, enkele seconde later gevolg door het geluid van roffelende boordkanonnen.
Elke dag werd er in het dorp boodschappen gedaan voor de maaltijd die ‘s avonds bereid werd op de met spiritus gestookte primussen. Aardappels en groenten met soms een stukje vlees, zoals ze dat thuis gewend waren. Slapen deden de heren ook zoals ze dat thuis gewend waren. Keurig op tijd naar bed in hun gestreepte pyjama’s. Op zaterdagavond gingen ze kijken bij het strandhotel waar de jongens en de meiden, niet gestoord door de opdringerige campingbeheerder met zijn schijnwerper, kwamen dansen. Met hun neuzen tegen de ramen gedrukt zag de Zwarte Hand hoe de in het pak gestoken jongemannen aan het rock ’n rollen en aan het jiven waren met de meiden in hun fraaie wijde rokken, strakke truitjes en op witte hoge hakken.
Eiland hoppen
Tegen het einde van hun verblijf op Vlieland kwam Ferry met het voorstel om de laatste dagen van de vakantie door te brengen op dat eiland aan de overkant. Dat eiland waar ze vaak naar hadden staan kijken, als de zes op het strand aan de oostkant van Vlieland aan het zonnen waren: Terschelling. Waarschijnlijk waren onze helden de eersten die het begrip ‘eiland hoppen’ in praktijk brachten. Na een korte overtocht gingen de jongens op zoek naar een camping. Dat leverde een heftige teleurstelling op. Op Terschelling kampeerden men op een weiland, de tenten strak in het gelid alsof het een woonwijk betrof. Niks duinen en zee. Het eiland echter was wel een mooi en aanzienlijk groter eiland dan ‘hun’ Vlieland. Ze maakten een lange fietstocht naar de Boschplaat en besloten twee dagen later toch maar snel terug te keren naar Vlie. Naar de Stortemelk, die ze de mooiste camping van Nederland noemden.
Koude aftocht
Het zat erop. In Harlingen aangekomen leek de mooiste zomer van de eeuw een inzinking te gaan vertonen. Dikke wolken pakten zich samen en de eerste druppels vielen op het zestal neer bij het bereiken van de Lorentzsluizen. Ferry, die zich inmiddels ontpopt had als de ware leider, kwam op het gewaagde idee om te gaan liften. Hij had daar ervaring mee. Vrachtwagenchauffeurs wilden nog weleens een fietser in de achterbak meenemen vertelde hij. De inmiddels aardig verregende club stelde zich op aan het begin van de parkeerplaats bij Kornwerderzand en verdraaid, het duurde maar even, een truck met oplegger draaide hun kant op. De fietsen werden platgelegd en vastgesjord. De natte mannen stapelden de bagage tegen de hoge wand van de oplegger, vlak achter de cabine, om daar vervolgens gehuld in hun poncho’s met de rug tegenaan te gaan zitten. Ferry mocht voorin bij de chauffeur, daar waren zijn clubgenoten het snel over eens. De vrachtwagen bleek op weg naar zijn eindbestemming: IJmuiden! Geen overnachting dus op de afsluitdijk bij Den Oever. Geen weerzien dus met de snackbarman en zijn echtgenote. Deze kans kon de Zwarte Hand zich niet laten ontglippen. Ze waren nat en koud en wilden nog maar één ding, terug naar huis. Terug naar Haarlem Zuidwest!
Periode: 1950 - 1970