Razzia 2e wereldoorlog

Door Ria Ineke-Vos
RAZZIA’S DOOR DE DUITSE WEERMACHT IN DE OMGEVING ROTTERDAM
Transport via Haarlem
11-12 NOVEMBER 1944.

Het speelde zich af in de tweede wereld-oorlog toen Rotterdam en omgeving aan de beurt was om jonge mannen van 17 tot en met 45 jaar op te pakken. 50.000 mannen werden per schip, trein en te voet naar verdedigingsopjecten in Duitsland afgevoerd. Men moest voor de huisdeur gaan staan met een deken en bestek en werden van straat na straat in groepen in bussen of lopend meegenomen.
Natuurlijk gaf niet iedereen gehoor aan de vooraf gemaakte “BEKANNTMACHING ” en gingen er vandoor of doken onder. Dat was echter voor velen niet mogelijk i.v.m. gezinsomstandigheden en benodigd geld, men kon zijn gezin niet zomaar zonder inkomsten achterlaten.

Ze werden van alle delen van de stad naar het station gedirigeerd, natuurlijk onder begeleiding
van de bewapende Duitse soldaten om vluchten te voorkomen. Er stonden treinen klaar, meest
goederentreinen die werden volgepropt met opgepikte mannen en vertrokken richting Duitsland.
Door de spoorwegstaking die in September was uitgebroken door het spoorwegpersoneel (als protest tegen de vele maatregelen die door de bezetter waren uitgevaardigd), kon men niet ver
oostwaarts komen en reden de overbevolkte treinen drie dagen rond, tot men stopte op het
goederenstation Westergracht van Haarlem. Uit de dichte treinen klonk in koor: WAAR ZIJN WE? WAAR ZIJN WE? WIJ KOMEN UIT ROTTERDAM.
Deze kreten werden door de bewoners in de huizen in de omgeving gehoord en beantwoord
met: “JULLIE STAAN IN HAARLEM”.

De volgende dag werden de deuren van de wagons opengegooid en kreeg men, onder zware bewaking, gelegenheid tot luchten. Aan alle kanten van de buurt kwamen er mensen om van
het weinige dat ze zelf nog hadden, iets af te staan. Ik weet dat wij kaartspellen en nog het
een en ander brachten. Dit werd toegestaan.
Er zaten drie mannen op de grond, leunend tegen ‘n hek en ze mompelden tegen twee zusssen (Rie en Hanny Heerens) gekleed met witte schorten en kapjes “NEEM ONS MEE”. (zo op het oog leken het verpleegsters) maar met al die gewapende moffen was er geen mogelijkheid iemand mee te nemen
De derde keer keer dat ze langs liepen zagen ze ’n kans, trokken er een aan z’n arm en heel zielig in elkaar gedoken, hangend namen ze hem tussen hen in mee en ze liepen zo het goederenperron aan de Westergracht af. Voor de gesloten spoorbomen stond ook ’n melkboer uit hun buurt, die tikte op Rie d’r schouder en zei: “ BRENG HEM MAAR BIJ MIJ “.

Twee dagen later werd deze man, AAD VAN DE KEEMEL ,’s avonds vòòr spertijd bij ons thuis gebracht en is tot begin Januari 1945 bij ons ondergedoken gebleven.
Mijn ouders hadden onder ’n divan in de huiskamer, in de houten vloer een luik gemaakt en bekleed en met vloerbedekking en in tijd van gevaar gingen daar mijn broer, buren en Aad in.

Op 6 December werd als cadeautje van de goede Sint in onze buurt van Haarlem ook een razzia gehouden en de genoemde mannen gingen ondergronds en wij hoorden ze zacht praten, maar zodra de soldaten onze straat in kwamen gaf mijn moeder met haar schoenhak op de vloer het sein, dat ze doodstil moesten zijn. Er werd gebeld en daar stonden de gehate soldaten die aan mijn zus vroegen of er mannen in huis waren.
Huilend schreeuwde ze: “ZE ZIJN AL OPGEPIKT”. (haar verloofde Kees!). Ze zijn niet eens
naar binnen gegaan om te kijken, en enige uren later werd door mijn moeder het sein veilig gegeven.
Aad, die net vader van ’n meisjestweeling was geworden, wilde graag naar huis in Schiedam en
is toen begin Januari 1945 samen met mijn broer op één fiets, om de beurt fietsend en achterop zittend, via buitenwegen, veilig in Schiedam aangekomen, waar natuurlijk grote blijdschap heerste .Ook mijn broer is de volgende dag weer tot onze grote opluchting ook veilig in de tweede Theemsstraat 39 aangekomen.
Na de oorlog heeft Aad mijn ouders bedankt met een door hem zelf gemaakte lantaren-lamp van vliegtuigstaal met een in kap van glas in lood.Hij werkte in de fabriek van WILTON FEYENOORD. Deze lamp heeft, tot mijn vader naar het bejaardenhuis ging nog thuis op de schoorsteen gestaan en belandde toen in onze oude spullenkist.

MAAR DIT WAS NIET HET EINDE VAN DE LAMP.
Want in de negentiger jaren op ’n Zondagmorgen tijdends het ontbijt hoorden mijn man en ik op de radio een verhandeling over het schoonmaken van glas-in-lood ramen van kerken etc. hoe het glas helemaal uit elkaar werd gehaald, gereinigd en dan weer in elkaar werd gezet. Zo kwamen wij weer op de lamp die AAD VAN DE KEEMEL voor mijn ouders had gemaakt. Na ’n paar keer contact was dit verwaterd en leefde iedereen weer zijn eigen leven.
’t Was echt ’n mooie lamp, maar wat moet je er nu mee, zoiets breng je niet naar oud vuil.
Zo delibrerend dachten wij aan een oorlogsmuseum. Misschien heeft hij na de meisjes tweeling
nog een zoon gekregen. Ik ga het op de computer het telefoonboek van Rotterdam/Schiedam
napluizen. In Rotterdam slechts een persoon van die naam, maar de naam Aad was hem helemaal vreemd.
Na een lange zoektocht en vele telefoontjes met vreemde mensen, ben ik achter het adres
van èèn van zijn dochters in Schiedam gekomen, zij was gescheiden en haar eigen naam weer gaan gebruiken. Dat hoorde ik toen ik de enige van de Keemel belde en vroeg of zij
misschien Aad van de Keemel kende.
Ze gaf nors toe dat hij haar vader was, maar wilde weten waarom ik die vraag stelde. Ik zei
haar dat hij in de oorlog bij ons ondergedoken had gezeten en of zij dat wist. Iets had ze wel eens opgevangen, maar verder wist ze niets van die tijd, ze was net geboren maar had nu geen contact meer met haar tweelingzuster, haar moeder was overleden en haar vader is maar 54 jaar geworden. IK VERTELDE HAAR VAN DE LAMP en vroeg of zij hiervoor interesse had. Huilend zei ze dat ze helemaal niets van haar vader had en deze heel graag wilde hebben. Heb deze toen samen met mijn vriendin naar haar toegebracht en zij heeft ‘n gebarsten glaasje laten vernieuwen, nieuw snoertje etc. opknapbeurtje door een hele oude vakman, die heel gecharmeerd was van dit prachtige handwerk, dat nu staat te pronken in haar huiskamer. Dat was na 50 jaar en nu na plm. 67 jaar hoor ik nog haar beetje boze stem maar zie ik ook nog dat ontroerde blijde gezicht voor me, na het verkrijgen van dit, voor haar KOSTBAARSTE BEZIT.
Contact hebben wij daarna maar ’n paar keer gehouden.

Opgetekend 24 augustus 1212 Zuid Scharwoude door RIA Ineke-de Vos.






Jaar: 1944